De rechtbank Oost-Brabant heeft een 27-jarige man uit Heeswijk-Dinther veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar voor mensenhandel en het witwassen van de verdiensten van de slachtoffers. Zijn 23-jarige ex-vriendin uit Berghem krijgt voor haar aandeel een celstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Zes andere verdachten krijgen celstraffen variërend van 10 maanden tot 16 maanden, waarvan allen 4 maanden voorwaardelijk.
De verdachten dwongen tussen augustus 2018 en juni 2020 in totaal vijf vrouwen in de prostitutie. De hoofdverdachte zorgde onder meer voor werktelefoons en seksadvertenties en regelde samen met de medeverdachten de hotels en chalets waar de afspraken met klanten waren. Hij stuurde de medeverdachten aan, gaf hen opdrachten en bepaalde wanneer de vrouwen moesten worden vervoerd. Soms bracht de verdachte de vrouwen zelf naar afspraken in Nederland, België en Duitsland, maar meestal bleef hij tijdens de daadwerkelijke seksafspraken op de achtergrond en liet hij dit klusje over aan de medeverdachten.
De verdachte liet de slachtoffers nagenoeg dagelijks werken, controleerde hun werkzaamheden en verdiensten en profiteerde hiervan door het geld grotendeels in eigen zak te steken. Hij maakte op kwalijke wijze misbruik van de kwetsbare positie van de vrouwen en liet hen merken dat zij op straat zouden komen te staan als ze niet genoeg klanten zouden hebben. Het financiële gewin kon de verdachte niet groot genoeg zijn. Hij maakte daaraan het belang van de slachtoffers bij het behoud van hun waardigheid en zelfbeschikkingsrecht volledig ondergeschikt. Zo moesten de vrouwen bijvoorbeeld ook werken als zij ongesteld waren. Uit appgespreken blijkt bovendien dat de verdachten op denigrerende wijze met de vrouwen omgingen en dat zij met weinig eerbied over hen spraken. Volgens de rechtsbank was er sprake van een vergaande vorm van uitbuiting.
Loverboy
In het bijzonder weegt de rechtbank mee dat de hoofdverdachte een van de slachtoffers misleidde door haar in de veronderstelling te laten dat hij van haar hield en met haar en haar dochtertje een toekomst wilde opbouwen. Hij vertelde in dat kader bezig te zijn met het sparen van geld voor de aankoop van een woning. De rechtbank spreekt in dit geval van loverboy-praktijken en neemt dat de verdachte zeer kwalijk. Bovendien is hij eerder veroordeeld en ziet hij het door hem aangedane leed niet in.
Twee slachtoffers verzochten om een schadevergoeding. De rechtbank wijst die in beide gevallen toe tot een hoogte van ieder 3.000 euro aan immateriële schade. Daarnaast wijst de rechtbank aan één van de slachtoffers een schadevergoeding toe voor gemaakte reiskosten. Voor de overige gevraagde vergoeding, de misgelopen inkomsten uit werkzaamheden, verwijst de rechtbank naar de civiele rechter, omdat dit te complex is voor het strafrecht.
Bron: rechtspraak