De verkiezingen van 29 oktober hebben Nederland opnieuw in een politieke puzzel achtergelaten. D66 kwam nipt als grootste partij uit de bus, maar zonder duidelijke meerderheid. Daarmee is het land vertrokken richting een formatie waarin samenwerking noodzakelijk is – en waarin energie en duurzaamheid tot de meest gevoelige dossiers behoren.
Hoewel de overwinning van D66 symbolisch belangrijk is, verandert ze niets aan het bredere beeld: Nederland blijft politiek verdeeld. De keuzes die de komende weken aan de formatietafel worden gemaakt, bepalen of het land kiest voor versnelling van de energietransitie of voor een pas op de plaats in naam van betaalbaarheid en draagvlak.
De formatie als richtingwijzer
De formatie zal draaien om de vraag hoe ambitieus Nederland nog wil zijn in zijn klimaat- en energiebeleid. D66 heeft in de campagne en het partijprogramma ingezet op versnelling: meer investeringen in zon en wind, snellere netverzwaring, een toekomst voor waterstof en grootschalige elektrificatie van woningen en industrie.
Maar zonder meerderheid is D66 afhankelijk van coalitiepartners met andere accenten. De VVD wil vooral voorspelbaarheid en kostenbeheersing, het CDA hamert op uitvoerbaarheid en draagvlak, en GroenLinks-PvdA benadrukt sociale rechtvaardigheid en een groene economie. Aan de rechterflank vinden partijen als JA21 en PVV juist dat Nederland het tempo moet verlagen en de nadruk moet leggen op leveringszekerheid en energieprijzen.
Dat samenspel maakt het energiedossier tot een van de moeilijkste thema’s in de onderhandelingen.
Twee denkbare richtingen
Een progressieve coalitie met D66, GroenLinks-PvdA, VVD en CDA zou de bestaande energietransitie versterken. Zo’n kabinet zal waarschijnlijk vasthouden aan de Europese klimaatdoelen, nieuwe subsidies koppelen aan innovatie en verduurzaming, en meerjarige zekerheid bieden voor investeringen in infrastructuur. Voor bedrijven in zonne-energie, batterijopslag en isolatie biedt dat perspectief: de richting blijft duidelijk, en de overheid blijft actief betrokken bij de uitvoering.
Een centrumrechtse coalitie met D66, VVD, CDA en JA21 zou juist meer nadruk leggen op betaalbaarheid en marktwerking. De rol van de overheid wordt dan kleiner, terwijl kernenergie en gas als brugtechnologieën langer worden ingezet. Zon en wind blijven belangrijk, maar vooral in de context van energiezekerheid in plaats van louter CO₂-reductie. Dat kan betekenen dat de uitvoering trager verloopt, maar ook stabieler en beter afgestemd op de economische realiteit.
Wat blijft, wie er ook regeert
Ondanks de politieke verschillen staat één ding vast: de energietransitie is niet meer terug te draaien. Nederland is gebonden aan Europese afspraken over klimaatneutraliteit in 2050 en aan emissiedoelen voor 2030. Dat betekent dat elke coalitie, progressief of gematigd, binnen dat kader moet opereren.
Het echte verschil ligt in de uitvoering. Wordt verduurzaming gestuurd via overheidsinvesteringen en subsidies, of via fiscale prikkels en marktprikkels? Worden burgers ontzien via energiebelasting of via gerichte compensatie? En hoe wordt de balans gevonden tussen betaalbaarheid, innovatie en leveringszekerheid?
Die vragen zullen de komende maanden de kern van het formatieproces vormen – en ze zijn bepalend voor de koers van de Nederlandse economie als geheel.
De betekenis voor Noord-Nederland
In Noord-Nederland liggen de kansen en risico’s van deze politieke puzzel dicht bij elkaar. De regio is uitgegroeid tot proeftuin van de energietransitie, met grootschalige waterstofproductie, wind op zee en energieopslag in voormalige gasvelden. Tegelijkertijd zijn veel projecten afhankelijk van landelijke kaders en investeringszekerheid.
Als de coalitie kiest voor versnelling, krijgt Noord-Nederland een voortrekkersrol met extra middelen en aandacht. Een meer behoudende koers betekent mogelijk vertraging, maar biedt ook ruimte voor efficiëntere samenwerking tussen markt en overheid. Voor bedrijven en bestuurders in de regio is het zaak om niet af te wachten, maar scenario’s te ontwikkelen die passen bij beide richtingen.
Ondernemers tussen visie en werkelijkheid
Voor het bedrijfsleven blijft de energietransitie een dubbel verhaal. Enerzijds is er vertrouwen dat de verduurzaming doorzet, anderzijds bestaat er onzekerheid over tempo en regelgeving. Ondernemers in zonne-energie, installatietechniek en bouw ervaren nu al dat subsidies en vergunningen vaak afhangen van politieke keuzes.
Juist in deze tussenfase kunnen bedrijven het verschil maken door vooruit te plannen. Investeren in flexibiliteit – zowel technisch als financieel – wordt een concurrentievoordeel. Bedrijven die hun strategie kunnen aanpassen aan verschillende scenario’s, zijn straks beter bestand tegen beleidswisselingen.
Uitvoerbaarheid als sleutelwoord
De komende regering zal niet alleen ambitie moeten tonen, maar ook uitvoeringskracht. De afgelopen jaren bleek dat regelgeving en capaciteit vaak achterbleven bij de plannen. Projecten voor windparken, netverzwaring en woningverduurzaming liepen vertraging op door personeelstekorten en trage besluitvorming.
Een geloofwaardige koers vraagt daarom niet alleen om visie, maar ook om praktische afspraken tussen Rijk, provincies en bedrijfsleven. Snellere vergunningprocedures, structurele investeringsfondsen en een heldere rolverdeling zijn onmisbaar om tempo te maken.
Conclusie: koers bepalen zonder ideologische strijd
De nipte winst van D66 verandert de toon van het debat, maar niet de kern van de opgave. Nederland staat voor een energietransitie die vraagt om consistentie, draagvlak en realisme. De formatie zal bepalen of dat proces versnelt of stabiliseert, maar de richting staat vast: schoner, slimmer en toekomstbestendig.
Voor ondernemers, beleidsmakers en regio’s als Noord-Nederland betekent dit vooral dat afwachten geen optie is. De puzzel in Den Haag mag complex zijn, maar de energietransitie wacht niet. Wie nu vooruitkijkt, loopt straks niet achter.
Bronnen:
NOS | NU.nl | FD | Solar Magazine | NVDE | partijprogramma’s VVD, D66, CDA, GL-PvdA, PVV, JA21 (2025)