Voor veel huurders begon juli met een hogere rekening. Sinds 1 juli 2025 ligt de gemiddelde huur in Nederland bijna vijf procent boven het niveau van een jaar eerder, blijkt uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In een toch al krappe markt schuift de betaalbaarheid daarmee verder onder druk.
Hoewel de verhoging stevig is, valt op dat deze net iets lager ligt dan vorig jaar. Toen stegen de huren met ruim vijf procent, de grootste sprong in meer dan dertig jaar. Voor bewoners voelt het verschil echter nauwelijks merkbaar: de maandlasten lopen opnieuw op, ongeacht waar men woont.
Sociale huur stijgt het meest
Het hardst ging het in de sociale huursector. Woningcorporaties, goed voor het grootste deel van de sociale huur, kwamen uit op een verhoging net boven de vijf procent. Bij particuliere aanbieders van sociale huur bleef de plus iets bescheidener, maar ook daar tikt de huuraanpassing voelbaar door in de portemonnee van zittende huurders.
In de vrije sector oogt de toename gematigder, rond iets boven de vier procent. Dat klinkt milder, maar in buurten met schaarste lopen de maandlasten voor nieuwe huurders juist snel op, zeker wanneer een vertrek of doorstroming de huur opnieuw laat vaststellen.
Grote rol voor bewonerswisselingen
Het statistiekbureau wijst erop dat juist bij wisselingen van bewoners de prijsstappen het grootst zijn. Bij een nieuwe huurder mag de huur sterker worden aangepast dan bij de reguliere jaarlijkse verhoging. Zonder dat effect zou de gemiddelde stijging dit jaar dichter bij de vier procent hebben gelegen. Voor starters en doorstromers betekent een verhuizing daarom vaak een fors hogere huur voor dezelfde woning.
Rotterdam koploper, Limburg het laagst
De regionale verschillen zijn groot. In Rotterdam stegen de huren opnieuw het sterkst, met gemiddeld ruim vijf procent. Het hoge aantal bewonerswisselingen drijft daar de uiteindelijke toename op: nieuwe huurders betalen vaak aanzienlijk meer dan hun voorgangers. In Den Haag bleef de stijging gematigder, terwijl Drenthe en Flevoland juist de hoogste provinciale plus noteerden. Limburg vormde de uitzondering met de laagste gemiddelde verhoging.
Blijvende druk op huurders
De jongste cijfers laten vooral zien dat huren structureel zwaarder op het huishoudbudget drukken. Jaarlijkse aanpassingen zijn voor zittende bewoners al lastig bij te benen; wie moet verhuizen, ziet de kosten vaak in één keer stevig oplopen. Zolang het aanbod achterblijft en onderhoud en energie duur blijven, is een echte verlichting voor huurders niet snel te verwachten.