In 2023 begon de helft van alle startende huishoudens hun zelfstandige wooncarrière in een huurwoning van een particuliere verhuurder. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS. Slechts een vijfde van de starters kon direct terecht in een koopwoning.
Meer huishoudens starten zelfstandig
Van de ruim 560 duizend personen die vorig jaar zelfstandig gingen wonen, vormden zo’n 338 duizend een eigen huishouden met een nieuwe woning. In vergelijking met 2021 betekent dit een stijging van 14 procent. In 2022 was sprake van een tijdelijke piek, vooral als gevolg van de instroom van Oekraïense vluchtelingen.
Verdeling van woonvormen onder starters
Van de huishoudens die een woning betrokken, verhuisde:
- 50% naar een particuliere huurwoning
- 22% naar een corporatiewoning
- 19% naar een koopwoning
- 9% naar andere woonvormen, zoals antikraak of tijdelijke opvanglocaties
Daarnaast gingen zo’n 60 duizend starters bij iemand anders in huis wonen, bijvoorbeeld bij familie of een partner. Ook dit aantal nam toe: in 2021 ging het om 51 duizend huishoudens, in 2023 om ruim 60 duizend.
Doorstromers laten niet altijd woning achter
Naast starters verhuisden ook ruim een miljoen doorstromers binnen Nederland naar een andere woning. In ongeveer 25 procent van de gevallen werd daarbij geen woning achtergelaten, bijvoorbeeld bij een scheiding. Vooral bij verhuizingen naar particuliere huurwoningen kwam dit relatief vaak voor: in 38 procent van die gevallen bleef de vorige woning bewoond.
Ook doorstromers vaak naar huurwoning
Van de 452 duizend woningen die in 2023 betrokken zijn door doorstromers, ging het in 56 procent van de gevallen om een huurwoning. 29 procent was een particuliere huurwoning, 27 procent een corporatiewoning. Slechts 40 procent betrof een koopwoning. Opvallend is dat veel doorstromers binnen dezelfde categorie blijven: wie een koopwoning verlaat, betrekt vaak opnieuw een koopwoning, en hetzelfde geldt voor huurders.