Een economische crisis zet de kwaliteit van werk op een aantal aspecten onder druk. Door de toenemende werkloosheid verslechtert de onderhandelingspositie van werknemers, met een verslechtering van de loongroei en de werkzekerheid als gevolg. Als de werkloosheid weer stijgt, herstellen de loongroei en de werkzekerheid zich grotendeels. Toch zijn er ook langdurige gevolgen voor mensen die werkloos raken in een crisis. Dit komt bijvoorbeeld door het verlies aan kennis en vaardigheden (littekeneffecten) en doordat mensen ontmoedigd raken en stoppen met zoeken naar betaald werk.
In de coronacrisis zijn ook indicaties voor een afnemende loongroei en werkzekerheid. Daarbij zorgt de NOW-regeling ervoor dat werkgevers mensen in dienst houden ondanks dat er minder vraag is naar producten en diensten. Door dit hamsteren van arbeid (labour hoarding) hebben mensen minder werk te verrichten, waardoor de tijdsdruk mogelijk afneemt. Een belangrijke uitzondering hierop zijn de werkenden in vitale beroepen, zoals verpleegkundigen en retailers. Voor hen lijkt de werkdruk juist toe te nemen door de lange diensten en angsten voor het coronavirus. Daarbij verandert het vele thuiswerken mogelijk de werkervaring en de werkbeleving. Zo zijn er indicaties dat
werkenden zich zelfstandigen en autonomer voelen in hun werk. Daarentegen lijken de werktevredenheid en het werkplezier af te nemen en lijken mensen zich minder verbonden te voelen met hun collega’s.
Zorg en scholing
De ruimte om te scholen neemt over het algemeen af door een economische crisis. Zo blijken werkgevers in een crisis investeringen in (non-)formele scholing af te bouwen omdat het rendement op scholing niet (volledig) verzilverd kan worden. Scholing levert immers geen rendement meer op als de werkgever door vraaguitval over moet gaan tot ontslag. Bovendien kampen veel bedrijven door de crisis met beperkte middelen, die ze liever investeren in projecten die een relatief zeker rendement op korte termijn opleveren. Dit wijst op marktfalen, aangezien juist scholing van maatschappelijk belang is in een economische neergang. Structurele veranderingen op de
arbeidsmarkt kennen namelijk een hoger tempo tijdens een crisis, waardoor de noodzaak voor omscholing en het leren van nieuwe vaardigheden toeneemt. Om mismatches op de arbeidsmarkt te voorkomen, kan de overheid beleid voeren dat gericht is op het stimuleren van bij- en omscholing.