In 2024 zijn de uitgaven aan gezondheidszorg in Nederland gestegen tot 113,5 miljard euro. Dat is 8,1 procent meer dan een jaar eerder. De stijging ligt daarmee boven de economische groei, waardoor de zorgkosten als aandeel van het bruto binnenlands product zijn toegenomen van 9,8 naar 10 procent. Dat blijkt uit voorlopige cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
De internationale definitie van gezondheidszorguitgaven, zoals gebruikt door Eurostat, OESO en WHO, omvat enkel zorg met een medisch of verpleegkundig doel. Langdurige zorg wordt daarin slechts deels meegenomen. De bredere definitie, inclusief welzijnszorg, volgt later dit jaar.
Lonen en personeel zorgen voor hogere uitgaven
Een belangrijk deel van de stijging is toe te schrijven aan hogere lonen en een toename van het aantal gewerkte uren in de sector. In 2024 stegen de cao-lonen in de zorg met 7,4 procent. Daarnaast werd er 2,9 procent meer gewerkt in vergelijking met 2023.
Meeste groei bij langdurige zorg
De uitgaven via de Wet langdurige zorg (Wlz) namen met 11 procent toe. Bij de Zorgverzekeringswet (Zvw) ging het om een stijging van 7,9 procent. De kosten voor wijkverpleging stegen met 3,9 procent. Ook de directe eigen betalingen namen toe, met 7,5 procent. Toch bleef de totale stijging van eigen bijdragen (5,9 procent) achter bij de algemene groei van de zorgkosten.
Medicijnkosten stijgen fors
Binnen de zorgfuncties stegen de kosten voor geneesmiddelen het hardst: met ruim 7 procent, de sterkste stijging sinds 2007. Volgens Zorginstituut Nederland is dit deels het gevolg van een overgang naar duurdere geneesmiddelen en hogere prijzen, en slechts beperkt toe te schrijven aan een groei van het aantal gebruikers.
Preventieve zorg blijft achter
De uitgaven aan preventieve zorg namen met slechts 1 procent toe. Dat komt onder meer doordat de kosten voor coronagerelateerde maatregelen, zoals testen en vaccinaties, sterk zijn afgenomen.
Nederland in Europese top qua zorgkosten
Hoewel de cijfers over 2024 voor andere landen nog ontbreken, blijkt uit de data over 2023 dat Nederland toen met 5.871 euro per inwoner tot de koplopers in Europa behoorde. Alleen Duitsland en Oostenrijk gaven per inwoner meer uit aan gezondheidszorg.