Een recente uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland heeft de aandacht gevestigd op de toepassing van de hardheidsclausule in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). In een opmerkelijke zaak werd de overheid gedwongen om een privéschuld van een gedupeerde toeslagenouder te kwijtschelden, ondanks eerdere weigering van de minister van Financiën.
Achtergrond van de zaak
De eiseres in de zaak, een erkende gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire, had een schuld van €10.800 aan haar ouders. Deze schuld was vastgelegd in haar testament, waarin stond dat het bedrag zou worden terugbetaald, of anders door haar erfgenamen na haar overlijden. Het ministerie van Financiën weigerde de schuld over te nemen, omdat deze volgens hen niet vóór 1 juni 2021 opeisbaar was, zoals de wet vereist.
Toepassing van de hardheidsclausule
De rechtbank oordeelde echter dat de minister ten onrechte geen gebruik had gemaakt van de hardheidsclausule in artikel 9.1, tweede lid, van de Wht. Deze clausule stelt dat in uitzonderlijke gevallen kan worden afgeweken van strikte regels, als deze in een specifieke situatie onredelijk uitpakken.
De rechtbank benadrukte dat zij van de wetgever de opdracht heeft gekregen om geschillen zoveel mogelijk definitief te beslechten. De schuldenaanpak voor toeslagenouders is gericht op het realiseren van een nieuwe start. Mede gezien de feiten en omstandigheden in deze zaak, zag de rechtbank aanleiding om zelf te beslissen en een definitief einde aan de onzekerheid te maken.
Belang voor gedupeerde ouders
Deze uitspraak is van groot belang voor andere gedupeerde toeslagenouders die te maken hebben met vergelijkbare situaties. Het toont aan dat de hardheidsclausule daadwerkelijk kan worden toegepast om onrechtvaardige situaties te corrigeren. Het is een signaal dat de rechter bereid is om af te wijken van strikte regels om recht te doen aan de gedupeerden van de toeslagenaffaire.
Bron: rechtspraak